Bijen en de invloed op en van genetisch gemodificeerde gewassen
Verspreiding pollen van GGO-Maïs
Maïs is een obligate windbestuiver. Bestuiving door insecten speelt bij maïs nauwelijks een rol maar kan niet volledig worden
uitgesloten. In honing van hommels worden sporadisch pollen maïs gevonden. Bijen bezoeken vaak alleen de mannelijke bloeiwijze
om pollen te verzamelen en niet de vrouwelijke bloeiwijze. Onder normale teeltomstandigheden wordt 95% van de zaden gevormd door
kruisbestuiving.
Koolzaad produceert grote hoeveelheden pollen. Het wordt geschat op 5.000.000.000.000 per ha. Koolzaad is hoofdzakelijk een
zelfbestuivend gewas, hoewel er uitkruispercentages zijn gerapporteerd van 5 tot 70%. Honingbijen (Apis melifera) en hommels
(Bombus sp.) spelen een belangrijke rol in de bestuiving van koolzaad. Pollen van koolzaad zijn een belangrijke voedselbron voor
bijen. Bijenkorven worden veelal in de buurt van koolzaadvelden geplaatst. Aangenomen wordt dat insecten pollen sporadisch over
grote afstand kunnen verspreiden. In proeven zijn er op een afstand van 2,5 tot 4 kilometer pollen aangetoond. Gemiddeld is de
actieradius van hommels kleiner dan die van honingbijen. Bestuivende solitaire bijen bezoeken bloemen tot op enkele honderden meters
van hun nestplaats.
Honingbijen hebben onder normale omstandigheden een radius van 1 tot 2 kilometer. Onder specifieke omstandigheden kunnen bijen wel
verder vliegen. Imkers hebben gerapporteerd dat bijen 5 kilometer vlogen naar een veld koolzaad, zelfs tot 14 kilometer als geen
voedsel in de omgeving te vinden is. Incidenteel kan koolzaad over afstanden van enkele kilometers uitkruisen via insecten die over
grote afstanden stuifmeel van het koolzaad verplaatsen. Het aantal blijft echter beperkt en tevens is GGO-koolzaad niet goed in
staat uit te kruisen met wilde verwanten gezien zijn andere genetische samenstelling.
Onder veldcondities wordt 80 tot 100% van het zaad van de aardappel gevormd door zelfbestuiving. Voor zowel zelfbestuiving als
kruisbestuiving zijn insecten noodzakelijk. In het bijzonder zijn hommels goed in het bestuiven van aardappelen. In een veldexperiment
met GGO-aardappelen in Zweden is aangetoond dat naast hommels ook kevers GGO-aardappelstuifmeel over afstanden van tenminste 1.000 meter
kunnen verspreiden. Normale honingbijen (Apis mellifera) zijn geen bestuivers van aardappelen omdat de bloemen geen nectar produceren.
Suikerbieten worden als eenjarig gewas geteeld. De suikerbiet is een tweejarige plant, die in het eerste jaar een penwortel maakt om het
volgend jaar te schieten, dat wil zeggen een bloeistengel te vormen. Een klein gedeelte van de planten schiet al in het eerste jaar
(zogenaamde schieters). Suikerbieten worden voornamelijk via de wind bestoven en in veel mindere mate door insecten. Toch heeft een
aantal studies laten zien dat sommige insecten bietenpollen kunnen verspreiden en kunnen bijdragen tot de bevruchting.
Voor de bevruchting, en dus ook voor de zaadproductie, is alfalfa volledig afhankelijk van bijen. Zaadtelers plaatsen daarom bijenkorven
aan de rand van de akker. In het onderzoek is gebruik gemaakt van alfalfaplanten die een zeldzame, maar wel van nature voorkomende
moleculaire merker bevatten. De planten met merker zijn in gewone productievelden meegezaaid. De onderzoekers troffen de merker-pollen
aan op veldjes tot een afstand van 1.000 meter, de maximale afstand in de onderzoeksopzet. Op basis van statistische modellen hebben
de onderzoekers berekend dat rekening moet worden gehouden met verspreiding tot ruim 1.500 meter. De uitkomsten zijn in de toekomst
relevant voor de producenten van wel- en niet-genetisch gemodificeerd alfalfazaad, waarbij men contaminatie met genetisch gemodificeerd
pollen zoveel mogelijk zal willen beperken. De onderzoekers raden de zaadproducenten aan om de bijenkorven in het midden van het veld te
plaatsen en andere, bloeiende planten om het veld te plaatsen, zodat de bijen met andere pollen bedekt raken voordat ze buiten het veld
komen.
Koolzaadgenen in bacteriën beland
Onderzoekers van de Universiteit van Jena, Duitsland, hebben aangetoond dat genen van planten naar bacteriën kunnen worden
overgedragen. De onderzochte bijen konden alleen via een zogenaamde stuifmeelval de korf bereiken. Daardoor kon voortdurend transgeen
stuifmeel op de bijen worden aangebracht. Deze voeren daar hun larven mee. Van deze larven (of de bijen die er uit komen) werden
vervolgens de darmbacteriën onderzocht op aanwezigheid van de transgenen. Onderzoeker Kaatz van het Instituut voor Bijenkunde
ontdekte dat genen voor resistentie tegen het herbicide Liberty (basta) uit transgeen koolzaad waren overgedragen naar bacteriën en
gistcellen, aanwezig in het darmkanaal van honingbijen.
Is Bt-Maïs schadelijk voor bijen ?
Vergelijkende proeven tussen velden Bt-maïs en gewone maïs, alsook het effect van insecticiden die gewoonlijk gebruikt worden
in maïs, hebben aangetoond dat er geen verschil is in het totaal aantal insecten, noch in een verschil in aantal soorten zoals
Coleoptera (Lieveheersbeestjes), Homoptera (bladluizen) en Hymenoptera (bijen). Geen effecten op Diptera, Lycosidae, Linyphiidae,
Opiliones, Staphylinidae, Carabidae, Cicadellidae, Thysanoptera, Anthocoridae, Nabidae, Coccinellidae, Chrysopidae en Chalcoidea konden
gevonden worden.
In tegenstelling zelfs het conventioneel insecticide had een dramatischer invloed op het totaal aantal insecten alsook op de soorten,
de nuttige insecten inbegrepen in vergelijking met de onbehandelde velden. Er kon effect vastgesteld worden van het Bt-eiwit op vogels,
slakken en kleine zoogdieren.
Bron : Met dank aan het Vrij Landelijk Instituut van Oudenaarde
Terug naar "Bijen"
|